Dodenherdenking 2025
Toespraak bij Dodenherdenking op 4 mei 2025 in Brielle.
Ik las vorige week een citaat van een groot staatsman. Hij sprak zijn afschuw uit over de trend dat in deze eeuw het terroriseren van de burgerbevolking en het vermoorden van onschuldige vrouwen en kinderen steeds populairder wordt om een land op de knieën te dwingen. En dat we dit laten gebeuren. Een ijskoud citaat, dat vandaag zomaar in de krant had kunnen staan, omdat het zo actueel is.
Het is vandaag 4 mei 2025. Morgen is het precies 80 jaar geleden dat de Canadese generaal Foulkes de Duitse generaal Blaskowitz naar hotel De Wereld in Wageningen liet komen. Daar bespraken ze, in het bijzijn van Prins Bernhard, de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, de voorwaarden voor de Duitse overgave.
Op 5 mei was de oorlog nog niet voorbij. Pas op 8 mei tekende Duitsland officieel de capitulatie. Maar de Duitsers waren nog niet klaar, die dagen na 5 mei. Ze waren bang en gefrustreerd, hadden hun wapens nog en de geallieerden waren nog niet overal aanwezig. Dit zorgde voor spanning en soms dodelijke incidenten. Ook op Voorne-Putten. Pas op 12 mei vertrokken de Duitsers, nog altijd met hun wapens, uit Rockanje.
De oorlog in Europa en op Voorne-Putten was afgelopen. Maar het verdriet en de pijn waren er nog steeds. Veel mensen voelden woede en wilden wraak, wat heel begrijpelijk was. Adriaan van Beveren, lid van de Binnenlandse Strijdkrachten in Hellevoetsluis, had echter moeite met het oppakken van mensen die fout waren geweest. Hellevoetsluis telde toen 700 inwoners en hij kende iedereen persoonlijk. Tuurlijk moest er gestraft worden, maar hij had deze mensen liever niet persoonlijk gekend. Deze eerlijke kijk van een lid van de Binnenlandse Strijdkrachten maakt wel duidelijk hoeveel grijstinten de oorlog soms kent. En hoe moeilijk het soms voor mensen is geweest om iets terug te doen of om niets te doen. Zelfs na de oorlog.
De afgelopen maanden hebben we al veel aandacht besteed aan de verhalen over de oorlog op Voorne-Putten. En die verhalen maken een aantal dingen duidelijk. In de eerste plaats dat de oorlog ons bezig blijft houden en blijft fascineren. En dat is tot op zekere hoogte goed. Het blijft belangrijk dat we iets proberen te leren van de geschiedenis, hoe moeizaam dat ook gaat. Maar die verhalen vertellen ons ook iets anders. Namelijk, dat hoe persoonlijker het verhaal wordt, hoe meer het ons zelf ook persoonlijk raakt.
“Les sanglots longs des violons de l’automne”: de dichtregels van Paul Verlaine die D-Day inluidden voor het Franse verzet zijn legendarisch. Geniaal verteld in de film The Longest Day. En verhalen over tienduizenden soldaten die tijdens D-Day de stranden van Normandië bestormen klinken heroïsch en maken nog altijd diepe indruk. Maar een verhaal van een piepjonge Amerikaanse soldaat die voor de kust van Omaha Beach zwaar bepakt in zee terecht komt omdat zijn landingsboot te vroeg opengaat en verdrinkt, komt nog veel meer binnen. Want dat enorme leed heeft ineens een gezicht.
En die verhalen zijn er ook op Voorne-Putten. Zo klinkt ook het verhaal van de drie Fokker gevechtsvliegtuigen die bij het begin van de oorlog op het strand van Oostvoorne landden en naast een strandtent werden geparkeerd om uit handen te blijven van de Duitsers bijna als een jongensboek. Maar het verhaal van de Britse ‘gunner’ Allen Sindon, is heel anders. Na het neerschieten van de bommenwerper waar hij in vloog, zat hij ondergedoken in de woning van de gebroeders Hoogvliet in Rockanje. Hij werd bij toeval door de Duitsers ontdekt. Met de gruwelijke executie van vader en zoon Hoogvliet tot gevolg. Je leven verliezen omdat je iemand hielp onderduiken. Het gaat echt door merg en been.
Juist die verhalen van mensen in de oorlog, maken ons het meest duidelijk hoe afschuwelijk de oorlog is geweest. Onder welke enorme spanning mensen hebben gestaan. Om te leven. En te overleven. Het is vanuit onze leunstoel van vrijheid en democratie nauwelijks mogelijk, en soms ook niet eerlijk, te oordelen over individueel handelen in die afschuwelijke oorlogsjaren. Wat wij zelf gedaan zouden hebben, is niet te zeggen. En juist daarom wil ik nog een paar bijzondere verhalen vertellen. Omdat het verhalen zijn van moed en onverschrokkenheid onder soms bijna onmenselijke omstandigheden. Altijd met de vraag in het achterhoofd: wat zouden wij zelf gedaan hebben?
We hebben net geluisterd naar de prachtige muziek uit de film Schindlers list van Steven Spielberg. Het is een film die ik elk jaar kijk en die me elk jaar tot tranen roert. Vooral de scène waarin ‘de lijst’ wordt opgesteld raakt me diep. Maar de film maakt ook duidelijk dat de oorlog soms vele grijstinten kent. Hij schetst een meeslepend beeld van Oskar Schindler als charmante zwendelaar die uiteindelijk met een enorm persoonlijk risico meer dan duizend Joden redt van de dood. Maar voor Roosje Gazan en Guusje Katan uit Brielle was er geen Oskar Schindler en geen lijst.
Eind oktober 1943 werden alle 45 overgebleven Joden van Voorne-Putten gedeporteerd. Allen werden vermoord in de concentratiekampen. En toch, toch was er ook op Voorne-Putten hulp. Saul Cohen, een Joodse jongen uit Rotterdam, verbleef als Wim van de Berg in Zwartewaal en overleefde de oorlog. Datzelfde gold voor Maurits Berendsen, die in Rockanje een schuilplaats kreeg. De Joden stonden niet helemaal alleen op Voorne-Putten.
Het tweede verhaal gaat over onze klokken. Op 3 november 1944 vertrok het schip ‘Op hoop van zegen’ uit Leerdam naar Duitsland. Aan boord waren 226 klokken uit kerken in Zuid-Holland. Ook de klokken van de Sint Catharijnekerk. Deze klokken zouden worden omgesmolten tot kanonnen. Een sinister lot voor klokken van soms meer dan 500 jaar oud. Maar door een unieke optelsom van verzetsdaden, kwamen de klokken nooit in Duitsland. Het begon met schipper J. Van Dijk uit Dordrecht. Hij weigerde de lading te vervoeren en verliet zijn schip. Het was vervolgens de vuurtorenwachter van Urk die de lichten die nacht doofde, wat waarschijnlijk een grote rol heeft gespeeld bij het stranden van het schip. Het waren vervolgens de gebroeders Hoekman die bij het bergen van het schip onder het oog van de Duitsers de boel zo saboteerden dat het schip zonk. En dan te bedenken dat deze broers al een broer verloren hadden in de oorlog. Maar door hun moed waren de klokken uit de Sint Catharijnekerk gered!
Twee enorm persoonlijke verhalen. Verhalen waar moed, zelfopoffering en nauwelijks voorstelbaar leed hand in hand gaan. Verhalen die ons drie lessen leren. In de eerste plaats dat je voorzichtig moet zijn met je oordeel. Ja, in de oorlog was zonder meer veel zwart-wit en ja, er was natuurlijk een keiharde morele scheidslijn tussen goed en kwaad. Maar er was ook een groot grijs gebied. Een gebied waar kiezen voor jezelf en jezelf opofferen soms dicht bij elkaar lagen. De tweede les maakt duidelijk dat mensen in staat zijn ook in de meest moeilijke omstandigheden boven zichzelf uit te stijgen en heroïsche dingen kunnen doen. En de belangrijkste les tot slot is nog altijd dat we moeten blijven proberen iets te leren van ons verleden.
En daarmee kom ik terug op het citaat waar ik mee begon. Over het gebruik van steeds heftiger terreur als instrument tijdens oorlogsvoering deze eeuw. Dit citaat, dames en heren, is even confronterend als actueel. Want ‘deze eeuw’ slaat niet op de 21e eeuw, maar op de vorige eeuw. Het is van Winston Churchill uit juni 1935. 90 jaar verder en we zijn niets opgeschoten. Reden voor somberheid. Maar aan somber zijn hebben we niets. Geïnspireerd door de moed van al die verhalen, moeten we zelf ook in actie komen.
Want er is werk aan de winkel. Werk om onze vrijheid op te poetsen, te koesteren, te vieren en vol liefde door te geven aan de jongere generaties. Zodat zij nooit in de ellendige situatie van vader en zoon Hoogvliet terecht komen. En als dat dan toch ooit zo mocht zijn, zij dezelfde keuze maken. De keuze voor vrijheid, moed en liefde. In die geest sluit ik af met een gedichtje van de Joodse dichter Judith Herzberg uit de bundel ‘Stip op de horizon’ met 80 gedichten over vrijheid:
Vrijheid
de kunst
net als bij kunst
vooral
voor waken
dat het geen
kunst wordt
Dank u wel!